De Financiële Telegraaf interviewde Theodor Kockelkoren, ex-bestuurder AFM:

Hij vertrok na 13 jaar bij de AFM toen niet hij, maar Merel van Vroonhoven de hoogste baas werd. Rancune heeft hij echter niet. In een boek over zijn tijd bij de AFM houdt Theodor Kockelkoren een vurig pleidooi om op ideologische wijze toezicht te mogen houden.

Waarom moet een toezichthouder idealen hebben? „De wetgever formuleert een ideaalbeeld van de samenleving, de toezichthouder moet er voor zorgen dat men zich daar naar gedraagt. Dat kan door een pak met regeltjes op naleving te controleren. Amerikaanse toestanden, ineffectief. Iedereen wordt boos en voor onvoorziene situaties blijkt toch geen remedie. Ik pleit voor open normen en de ruimte om een toezichthouder die te laten interpreteren.”

Probeert de politiek zo’n toezichthouder niet te beïnvloeden? „Met de AFM werd in mijn tijd vaak contact gezocht door Den Haag, bijvoorbeeld om aan te geven dat er zorgen waren over de richting die de toezichthouder insloeg. Daar heb ik geen moeite mee. Ik heb telefoontjes altijd geïnterpreteerd als goedbedoelde adviezen. Maar na weging hoef je daar niet in mee te gaan, het is geen instructie.” Niet iedereen is ongevoelig voor zulke druk. „Als je je eigen positie niet in gevaar durft te brengen, dan ben je niet geschikt als toezichthouder. Maar de hoorn erop gooien is ook niet effectief. Je moet niet bang zijn om een discussie te hebben, of een conflict. Mensen hebben in no time door dat je als bestuurder je oren laat hangen naar een ministerie of naar de industrie. Het is belangrijk om zichtbaar te zeggen: dit ligt op tafel, dit telefoontje heb ik gehad, dit vind ik ervan, wat denken jullie?”

Zie: Telegraaf